- In het jaar Een duizend acht honderd en vijfentwintig, den zestienden der Maand Maart des voordemiddags ten elf uren, is voor ons Wethouder, Officier van den Burgerlijken Stand der gemeente van Harlingen, Provincie Vriesland, gecompareerd Johannes Agema, oud vijfenveertig Jaren, Vroedmeester, wonende te Harlingen, welke ons een kind van het mannelijk geslagt heeft voorgesteld en verklaard dat Maria Berends Nieuwenhuis, huisvrouw van Marten Johannes Visser, wafelbakker, woonachtig te Harlingen, op den vijftienden Maart achttienhonderd vijfentwintig, des avonds ten negen uuren is verlost van een zoon, aan welke hij verklaarde de voornaam van Petrus te willen geven.
Gemelde verklaring en voorstelling is geschied in tegenwoordigheid van Albertus Rasschen, oud twee en vijftig Jaren, eerste Commis en Bote Lauwrens Tuininga, oud vierenveertig Jaren, tweede Commis ter Secretarije en wonende te Harlingen; en hebben Declarant en getuigen na dat hun deze acte was voorgelezen benevens ons ondertekend.
|
- In het jaar Een duizend acht honderd vijf en twintig, den zesentwintigsten der Maand Maart zijn voor ons Wethouder, Officier van den Burgerlijken Stand van Harlingen, gecompareerd Albertus Rasschen, oud twee en vijftig jaren, Eerste Commis, en Bote Louwes Tuinenga, oud vierenveertig jaren, tweede Commis ter Secretarij, wonende te Harlingen welke ons verklaard hebben, dat Petrus Martens Visser geboren den vijftienden Maart achttienhonderd vijfentwintig, minderjarig kind van Martin Johannes Visser en Maria Berends Nieuwenhuis, echtelieden, wonende te Harlingen op den vijfentwintigsten der maand Maart 1825 des morgens ten acht uren in het huis staande in Wijk B, no.33 is overleden, en hebben de Declaranten deze acte na dat hun dezelvewas voorgelezen, nevens ons onderteekend.
|