Tekst |
Heden den vierentwintigsten juni negentienhonderd zes en twintig zijn voor mij Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Groningen verschenen, ten einde een huwelijk aan te haan:
Fokke Engelbertus Dijkstra, geboren te Dockum, oud zeven en twintig jaren, kelner wonende te Groningen, meerderjarige zoon van Johannes Hermanus Dijkstra oud zestig jaren, schoenmaker en van Barbara Magdalena Bekkers oud vijftig jaren, zonder beroep, beiden wonende te Groningen, en
Antje Sierks, geboren te Groningen, oud vijf en twintig jaren, zonder beroep, wonende te Groningen, meerderjarige dochter van Henno Sierks, oud vijf en vijftig jaren, meubelmaker, en van Helena Meinders, oud acht en vijftig jaren, zonder beroep, beiden wonende te Groningen, zijnde hierbij mede verschenen de ouders van bruidegom en bruid die hunnen toestemming tot de voltrekking van dit huwelijk geven.
De afkondiging betreffende dit huwelijk heeft zonder stuiting plaats gehad alhier.
Ik heb de bruidegom en de bruid afgevraagd of zij elkander aannemen tot echtgenooten en getrouwelijk alle de plichten zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat verbonden zijn. Nadat deze vragen door hen bevestigend beantwoord werden, heb ik, in naam der wet, uitspraak gedaan dat zij door het huwelijk aan elkander zijn verbonden.
Als getuigen waren tegenwoordig: Harm Tamme Hoetjer, oud negen en twintig jaren, schoenmaker, zwager der echtgenoote en Gerrit Johannes Jorritsma oud vijf en twintig jaren, kantoorbediende, beiden wonende te Groningen.
Waarvan akte, welke is voorgelezen.
Akte 380 |