Tekst |
Heden den een en dertigsten Augustus negentienhonderd vijf zijn voor ons, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Dockum, Provincie Friesland, verschenen:
Cornelis Hendrikus van Hees oud veertig jaren, geboren te Helder, van beroep confiseur, wonende aldaar, meerderjarige zoon van Willebrordus van Hees, overleden en van Anna Margaretha van Hert, zonder beroep, wonende te Helder, indertijd echtelieden en
Geertruida Antonia Visser oud zes en dertig jaren, geboren te Akkrum, zonder beroep, wonende te Dockum, binnen de laatste zes maanden mede te Amsterdam woonachtig geweest, meerderjarige dochter van Walle Visser, overleden en van Catharina Overmeer, van beroep winkeliersche, wonende te Dockum, indertijd echtelieden.
Welke ons verzzocht hebben het door hen voorgenomen huwelijk te voltrekken waarvan de afkondigingen op Zondagen den dertienden en twintigsten Augustus dezes jaars binnen deze gemeente en in de gemeenten Helder en Amsterdam zonder stuiting hebben plaats gehad.
En hebben de comparanten tot dat einde aan ons overlegd: Hunne geboorteakten; Certificaten van den ongehinderden afloop der afkondigingen in de gemeenten Helder en Amsterdam.
Waarna wij hun in het openbaar hebben afgevraagd of zij elkander tot Echtgenoten aannemen en getrouwelijk al de plichten zullen vervullen, welke door de Wet aan den huwelijken staat zijn verbonden. Waarop door ieder afzonderlijk een toestemmend antwoord zijnde gegeven, hebben wij in naam der wet verklaard, dat Cornelis Henderikus van Hees en Geertruda Antonia Visser bovengenoemd, door den echt aan elkander zijn verbonden.
In tegenwoordigheid van Hermanus Wibertus Visser, oud negen en dertig jaren, Koopman, wonende te Dockum, broeder der Bruid, Johannes Georg Visser, oud twee en dertig jaren, Koopman, wonende te Dockum, broeder der Bruid, Isaac Johannes van Hees, oud negen en twintig jaren, Koopman, wonende te Rotterdam, broeder des Bruidegoms en Franciscus Berends, oud veertig jaren, sigarenmaker, wonende te Leeuwarden, schoonbroeder der Bruid.
Waarvan wij deze akte hebben opgemaakt, den verschijnende partijen en getuigen voorgelezen en daarna met hen onderteekend.
Akte 18 |