Tekst |
In het jaar een duizend acht honderd vier en zeventig, den eersten dag der maand November, zijn voor ons, ondergeteekende Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Franeker, Provincie Friesland, gecompareerd Gerhardus Harmens Visser,
oud acht en vijftig, geboren te Balk, zonder beroep, wonende te Groningen, weduwnaar van Johanna Charlotta Puttener, meerderjarige zoon van Harmen Visser, en Elisabet Thimans, beiden overleden, en
Johanna Johannes Frederiks, oud drie en zestig jaren, zonder beroep, geboren te Harlingen, wonende te Franeker, weduwe van Durk Foekes Hannema, meerderjarige dochter van Johannes Frederiks en van Aaltje Johannes, beide overleden.
Welke ons verzochten het door hen voorgenomen huwelijk te voltrekken waarvan de afkondigingen op Zondagen, den achttienden en vijfentwintigsten der vorigen maand, telkens des voormiddags ten elf uur voor de hoofddeur der Gemeentehuizen alhier en te Groningen zonder stuiting hebben plaats gehad.
En hebben de comparanten tot dat einde aan ons overlegd: Hunne geboorteacten, Een acte van overlijden van de vorige vrouw des Bruidegoms, Een acte van overlijden van den vorigen man der Bruid.
Waarna wij hun in het openbaar hebben afgevraagd, of zij elkander wederkeerig tot echtgenooten aannemen en getrouwelijk al de pligten zullen vervullen, welke door de Wet aan den huwelijksen staat zijn verbonden; waarop door ieder afzonderlijk een toestemmend antwoord zijnde gegeven, hebben wij in naam der Wet verklaard, dat Gerhardus Harmens Visser en Johanna Johannes Frederiks bovengenoemd, door den echt aan elkander zijn verbonden.
Aldus gepasseerd in tegenwoordigheid van Johannes Pier, oud drie en zestig jaren, Koopman, Gelke Boskase, oud vijf en veertig jaren, Koopman, Nicolaas Zents, oud negen en dertig jaren, Schoenmaker en Willem Cordel, oud acht en dertig jaren, landbouwer, allen woonachtig te Franeker, als getuigen waarvan er niemand den Bruidegom noch Bruid in den bloede bestaat, welke na vooraf onder eede te hebben verklaard wel te weten, dat Joanna, dochter van Jois Frederiks een en dezelfde persoon is welke namen voorkomen in de overgelegde stukken der Bruid, deze acte na voorlezing met ons benevens den Bruidegom hebben geteekend, verklarende de Bruid niet kunnen schrijven zulks niet geleerd hebbende.
Akte 43 |