Tekst |
Op heden den acht en twintigsten februari achttienhonderd een en tachtig, verscheen voor ons Willem Christiaan Theodorus van Nahuijs, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Zwolle,
Lambertus Koedijk, oud vijf en dertig jaren, van beroep timmerman, wonende te Zwolle, in tegenwoordigheid van twee getuigen, de eerste genaamd:
Peter ter Avest, oud drie en vijftig jaren, van beroep sjouwerman, wonende te Zwolle, en de tweede: Bernardus Hermannus Franciscus Ruberg, oud vijf en twintig jaren, van beroep timmerman, wonende te Zwolle, die ons heeft aangegeven, dat zijne echtgenoote Alida Hendrina van Attekum, zonder beroep, wonende te Zwolle, op den zeven en twintigsten dezer maand des voormiddags ten vier ure, te Zwolle, in het huis staande op den Holterbroekerdijk, is bevallen van een kind van het mannelijk geslacht, aan hetwelk de voornamen zijn gegeven van Johannes Christiaan.
Van welke aangifte wij deze acte hebben opgemaakt, die, na voorlezing, is geteekend door ons, den comparant en de getuigen.
Akte 146 |