Tekst |
Heden zestien april negentienhonderd zes en dertig, zijn voor mij, Ambtenaar van den Burgerlijken stand der gemeente Hasselt, in het openbaar in het huis der gemeente verschenen, ten einde een huwelijk aan te gaan:
Van de Wetering, Fredrik Paulus Thomas, oud zestig jaren, kleermaker, geboren en wonende te Hasselt, meerderjarige zoon van Van de Wetering, Petrus Aloijsius Johannes, zonder beroep, wonende te Hasselt en van Meijer, Johanna Elisabeth, overleden, weduwnaar van Nieuwenhuis, Janna; en
Koedijk, Everharda Maria, oud zes en vijftig jaren, zonder beroep, geboren en wonende te Zwolle, meerderjarige dochter van Koedijk, Lambertus en van Van Attekum, Alida Hendrina, beiden overleden.
De afkondiging van dit huwelijk is zonder stuiting geschied hier en te Zwolle op den acht en twintigsten maart laatstleden.
Ik heb de aanstaande echtgenooten afgevraagd of zij elkander nemen tot echtgenooten en getrouwelijk de plichten zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat zijn verbonden. Nadat deze vragen door hen bevestigend beantwoord werden, heb ik, in naam der wet, uitspraak gedaan, dat zij door het huwelijk aan elkander zijn verbonden.
Als getuigen waren tegenwoordig:
Koedijk, Johannes Christiaan, oud vier en vijftig jaren, agent levensverzekeringsmaatschappij, wonende te Zwolle, broeder van de bruid em Koedijk, Christiaan Maria, oud twee en vijftig jaren, hoofdgeleider spoorwegen, wonende te Zwolle, broeder van de bruid.
Waarvan akte welke is voorgelezen.
Akte 6 |