Tekst |
Op heden den vijftienden junij des jaars achttienhonderd zevenendertig, compareerde voor mij Adrianus Poort, Wethouder, gedelegeerd ambtenaar van den burgerlijken staat der stad Schiedam: Wiebe Hielkes Overmeer, oud achtendertig jaren, wafelbakker, wonende te Harlingen, zich thans alhier bevindende, welke mij een kind van het vrouwelijk geslacht heeft voorgesteld de veertienden dezer maand, des avonds ten zes ure, in eene schuit genaamd de Jonge Barendina, liggende in de Raam binnen deze Stad, uit hem declarant en Christina Berend Pol, zijne huisvrouw, geboren; en aan hetwelk hij verklaard heeft de voornaam te willen geven van Elisabeth.
De gemelde verklaring en voorstelling gedaan in tegenwoordigheid van Jan Scheurkogel, oud tweeendertig jaren, arbeider, en Albertus Zoetmulder, oud acheentwintig jaren, broodbakker, beide wonende mede alhier; en is deze acte, na gedane voorlezing, door de vader en de getuigen nevens mij onderteekend.
Akte 225 |