| Tekst |
Heden vijfentwintig mei negentienhonderd zes en twintig, zijn voor mij Ambtenaar van den burgerlijken stand van Leeuwarden verschenen, ten einde een huwelijk aan te gaan:
Jan Dikmans, oud vierentwintig jaren, kantoorbediende, geboren te Bolsward, wonende te Leeuwarden, meerderjarige zoon van Sikke Dikmans, overleden en van Catharina van der Meer, oud vijf en zestig jaren, zonder beroep, wonende te Leeuwarden, indertijd echtelieden; -- en
Anna Cornelia Barbara Visser, oud zevenentwintig jaren, dienstbode, geboren te Dockum, wonende te Leeuwarden, meerderjarige dochter van Hermanus Wibertus Visser, ook wel genaamd Harmanus Wibertus Visser, oud zestig jaren, koopman, wonende te Dockum en van Johanna Beckers, overleden, indertijd echtelieden
De moeder des bruidegoms en de vader der bruid, verklaarden voor mij tegenwoordig, toe te stemmen in dezen echt.
De afkondiging tot dit huwelijk is onverhinderd geschied, alhier den achtsten dezer maand.
Ik heb de bruidegom en de bruid afgevraagd of zij elkander nemen tot echtgenooten en getrouwelijk alle de plichten zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat verbonden zijn,.
Nadat deze vragen door hen bevestigend beantwoord werden, heb ik, in naam der wet, uitspraak gedaan, dat zij door het huwelijk aan elkander zijn verbonden.
Als getuigen waren tegenwoordig:
Johannes Gerardus Visser, oud vier en twintig jaren, rijwielhersteller, wonende te Dockum, broeder der echtgenoote en
Auke Folkerts van der Wal, oud acht en vijftig jaren, gemeentebode, wonende te Leeuwarden.
Waarvan akte welke overeenkomstig de wet is voorgelezen.
Akte 120 |
Wal's Genealogie
