Tekst |
Heden veertien november negentienhonderd acht en twintig, zijn voor mij, Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Rijnsburg, in het huis der gemeente verschenen, ten einde een huwelijk aan te gaan:
Hendrikus Rudolphus Jansen, oud zeven en twintig jaren, geboren te Westervoort, bakker, wonende te Megen, meerderjarige zoon van Frederikus Jansen en Helena Iding, beiden overleden, en
Catharina Grimbergen, oud vijf en twintig jaren, geboren te Rijnsburg, zonder beroep, wonende te Rijnsburg, meerderjarige dochter van Henricus Johannes Grimbergen, oud vijf en vijftig jaren, smid, wonende te Rijnsburg, en van Elisabeth Johanna Balk overleden.
De vader van de bruid, voor mij tegenwoordig, verklaarde zijn toestemming tot dit huwelijk te geven.
De afkondiging van dit huwelijk is onverhinderd geschied alhier en te Megen den derden november laatstleden.
Door bruidegom en bruid zijn overgelegd de bij de wet gevorderde stukken.
geboorte-extract van den bruidegom
geboorte-extract van de bruid
overlijdens-extract van den vader des bruidegoms
overlijdens-extract van de moeder des bruidegoms
overlijdens-extract van de moeder van de bruid
bewijs van gedane huwelijksafkondiging te Megen.
Ik heb de aanstaande echtgenooten afgevraagd of zij elkander aannemen tot echtgenooten en getrouwelijk alle de plichten zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat verbonden zijn. Nadat deze vragen door hen bevestigend beantwoord werden, heb ik, in naam der wet, uitspraak gedaan, dat zij door het huwelijk aan elkander zijn verbonden.
Als getuigen waren tegenwoordig:
Petrus Wilhelmus Noordermeer, oud dertig jaren, smid wonende te Sassenheim, achterneef van de echtgenoote en
Mattheus Adrianus Grimbergen, oud twee en twintig jaren, smid wonende te Rijnsburg, broeder van de echtgenoote
Waarvan akte, welke overeenkomstig de wet is voorgelezen.
Akte 39 |