| Tekst |
In het jaar een duizend acht honderd een en vijfitg, den vijftienden dag der maand januarij, zijn voor ons ondergetekende Wethouder, tweeden Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Stad Leeuwarden, provincie Friesland, gecompareerd:
Jacobus Petrus Terpstra, weduwnaar van Catharina Heeres Poelsma, oud drie en vijftig jaren, landbouwer, geboren en wonende te Leeuwarden, meerderjarige zoon van Petrus Jacobs Terpstra en van Gatske Jans, beide overleden; verklarende de comparant dat zijne voornamen zijn Jacobus Petrus en niet Jacob Pieter, zooals verkeerdelijk in de overlijdensacte van zijne wijlen vrouw is vermeld, en dat door deze verschillende benamingen dezelfde persoon wordt bedoeld; en
Janke Beckers, oud acht en twintig jaren, zonder beroep, geboren te Driesum, wonende te Leeuwarden, meerderjarige dochter van Nicolaas Joseph Beckers, wever, en van Juliana Engberts Vollenbroek, echtelieden, woonachtig te Driesum, hierbij tegenwoordig en hunne toestemming gevende.
Welke ons verzocht hebben het door hen voorgenomen Huwelijk te voltrekken, waarvan de afkondigingen voor de hoofddeur van het Huis der Gemeente zijn geschied, namelijk de eerste op den eersten zondag en de tweede op den tweeden zondag van de tegenwoordige maand januarij, telkens des middags te twaalf ure.
Geene verhindering tegen het gemelde Huwelijk ter onzer kennis zijnde gebragt hebben wij, aan hun verzoek voldoende, ieder der aanstaande Echtgenooten afgevraagd of zij elkander aannemen tot Echtgenooten en getrouwelijk alle de pligten zullen vervullen, welke door de Wet aan den Huwelijken staat verbonden zijn, waarop door hen een toestemmend antwoord zijnde gegeven, verklaren wij, in naam der Wet, dat Jacobus Petrus Terpstra en Janke Beckers, door den Echt aan elkander verbonden zijn. Van al hetwelk wij Acte hebben opgemaakt in tegenwoordigheid van Wijbe van Nus, oud vier en dertig jaren, klerk ter Stads Secretarie, Joachemus Wijnants, oud twee en vijftig jaren, Agent van Kazernering, Johan Coenraad Schrijver, oud drie en veertig jaren Stads Bode en Ismael Bruning, oud een en vijfitg jaren, klerk, allen alhier woonachtig en den comparanten vreemd. En hebben de Bruid, hare moeder en de getuigen deze acte, na voorlezing, nevens ons ondertekend, hebbende de bruidegom en de vader der bruid verklaard geen schrijven te hebben geleerd.
Akte 7 |
Wal's Genealogie
